Door Michaël Niewold··Aangepast:
RTL
Wie is aangewezen op het openbaar vervoer of de fiets om naar werk, ziekenhuis of supermarkt te gaan, moet daar meer moeite voor doen dan dik 10 jaar geleden. Vooral laagopgeleiden hebben hier last van, blijkt uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
In de noordoostelijke provincies en Zeeland, waar de bereikbaarheid toch al niet zo florissant was, is deze het meest afgenomen. Het PBL adviseert de overheid over hoe we in Nederland om moeten gaan met de (schaarse) ruimte.
Voor dit onderzoek is gekeken naar de bereikbaarheid van ziekenhuizen, werk, voortgezet en (hoger) beroepsonderwijs en die van supermarkten. Het PBL gaat er verder vanuit in het onderzoek dat mensen met een laag inkomen vaker zijn aangewezen op openbaar vervoer of de fiets. En dat mensen met een hoog inkomen de auto kunnen nemen.
Minder banen binnen bereik
Dat laatste zorgt voor een groot verschil in de reistijd naar werk. En daarmee ook op de kans op een baan en dan vooral voor laagopgeleiden. Er zijn – buiten de Waddeneilanden – maar weinig woonplaatsen in Nederland waar je verder dan 45 minuten moet rijden met de auto om op je werk te komen.
Voor de meeste autobezitters zijn er 0,4 of meer banen per persoon binnen 45 minuten. Dat klinkt misschien laag, maar in dit getal zijn ook kinderen, studenten en gepensioneerden meegenomen. Die zijn dus geen concurrent.
Wie met het openbaar vervoer of een combinatie van fiets en openbaar vervoer naar zijn of haar werk gaat, heeft het moeilijker. Het aantal banen ligt voor deze groep mensen zo’n beetje rond de 0,2 tot 0,3 per persoon.
Dat is wel iets meer dan in 2012, maar het aantal banen dat mensen met een auto binnen hun bereik hebben steeg veel harder. De stijging is te danken aan de groei van de werkgelegenheid. Daar profiteren alleen vooral hogeropgeleiden van.
Laagopgeleiden zonder auto hebben een probleem. Eventuele banen zijn vaak op plekken waar je goed met de auto kunt komen, maar minder met bus of trein.
Naar het ziekenhuis
En ook naar het ziekenhuis of de middelbare school gaan, is er voor flinke groepen mensen zonder auto niet makkelijker op geworden. Binnen 45 minuten met de trein, bus of tram in het ziekenhuis zijn, is voor 13 procent van alle 65-plussers niet mogelijk. Dat zijn in totaal 215.700 mensen. Het PBL heeft specifiek naar ouderen gekeken, omdat zij relatief gezien vaker zorg gebruiken.
Jongeren die naar het havo of vwo willen en zijn aangewezen op het ov, hebben het het zwaarst. Ruim een vijfde van hen (270.400 12- tot en met 18-jarigen) heeft geen school binnen 30 minuten reisafstand met het openbaar vervoer.
De fiets dan? Omdat er meer scholen zijn, is dat wel verbeterd. Maar nog steeds is het voor 16 procent van alle jongeren onmogelijk om een school te vinden waar ze in minder dan een half uur naar toe kunnen fietsen.
Landelijk gebied
Verder studeren is ook uitdagender geworden, qua reistijd in ieder geval. Bijna één derde van hbo- of wo-studenten heeft geen hogeschool of universiteit binnen 45 minuten ov-reistijd. Vooral vanuit landelijke gebieden is het moeilijker geworden. Dat komt overigens niet alleen door minder goede ov-voorzieningen, maar ook door een afname van het aantal onderwijslocaties.
Naar de supermarkt, ook niet onbelangrijk, is voor mensen zonder auto ook al moeilijker geworden. Ruim 300.000 mensen kunnen niet binnen 15 minuten naar de dichtsbijzijnde supermarkt als ze daarvoor alleen met het ov kunnen. In de weekenden is de uitdaging het grootst.
Het is niet overal pet. In gebieden waar de bereikbaarheid al in orde was, zijn er meer scholen en ziekenhuizen bijgekomen in de afgelopen tien jaar. En dus hebben mensen die daar wonen meer keuze.
Verschillen groter
Onderaan de streep is het verschil hoe snel je ergens kunt zijn groter geworden tussen mensen met een auto of zonder. Ten opzichte van 10 jaar geleden zijn mensen die met het ov reizen langer onderweg. De grootste verschillen zijn merkbaar in de avonden en de weekenden en voor mensen die op het platteland of aan de rand van een stad wonen.
Het kabinet Schoof moet daar meer aan gaan doen dan het nu van plan is, vindt het PBL. “Een kwart van de Nederlandse huishoudens heeft immers geen auto: vooral lagere inkomensgroepen, jongeren en ouderen”, aldus directeur Marko Hekkers. “De minimale inzet op busverbindingen tussen dorpskernen is weinig substantieel”, zegt hij over de huidige plannen.
Politieke keuze
Daar zijn verschillende opties voor, aldus Jeroen Bastiaanssen, onderzoeker van het PBL. “Investeren in het ov en fietsnetwerk ligt voor de hand, juist ook op plekken waar veel mensen zijn geraakt door de afgenomen bereikbaarheid”, geeft hij als optie. “Welk minimumniveau voor bereikbaarheid voldoende is (…), is een politieke keuze.”
Oproep:
Heeft het schrappen van een buslijn of een aanpassing van de dienstregeling negatieve gevolgen voor jou gehad? Is een bezoek aan ziekenhuis, school, supermarkt of werk moeilijker of zelfs onmogelijk geworden? Dan horen we graag jouw verhaal, via de mail.