Hij heeft een week in het ziekenhuis gelegen en werd al snel aangehouden. Hij zegt heel veel spijt te hebben van zijn daad. “Toen dacht ik er niet over na, maar dit had ik nooit mogen doen.” Waarom hij niet losliet, toen ze duidelijk tegenstribbelde, kan hij niet verklaren.
Lia’s broer en zus zijn woest op hun zwager. In hun slachtofferverklaringen vertellen ze hoe het gebeuren hen heeft geraakt. “Wat zij heeft gedaan, maakt niet dat jouw actie goed te praten valt. Gelukkig ben je niet dood en zul je moeten boeten voor wat je hebt gedaan”, zegt haar zus. “Er gaan veel vragen door me heen”, aldus haar broer. “Had ik haar kunnen helpen? Had dit voorkomen kunnen worden? En wat heeft jou bezield om tot deze daad te komen?”
“Ik vind het heel moeilijk om aan te geven hoe ik me voel”, zegt hun enige dochter, die huilt als haar verklaring wordt voorgelezen. “Hoewel mijn vader nog leeft, ben ik toch in één klap mijn beide ouders kwijtgeraakt en mijn dochter haar opa en oma. Ik zie dat mijn vader worstelt en veel spijt heeft. Zelf zit ik in een tweestrijd. De daad keur ik af, maar hij is ook mijn vader.”
Verminderd toerekeningsvatbaar
Het feit dat Gerard 71 jaar is en wordt behandeld voor kanker wordt door de officier van justitie niet als een verzachtende omstandigheid gezien. Wel is hij verminderd toerekeningsvatbaar verklaard: uit onderzoek van psychologen blijkt dat hij een persoonlijkheidsstoornis heeft met afhankelijke en narcistische trekken. De mededeling van Lia dat ze hem afwees en wilde verlaten, moet hem zo hebben geraakt dat hij geen grip meer op zichzelf had, vermoeden ze.
De officier van justitie zwakt de eis af van moord naar doodslag, aangezien niet is bewezen dat Gerard met een vooropgezet plan Lia om het leven heeft gebracht. Ze eist een gevangenisstraf van tien jaar. Zijn advocaat wijst erop dat er sprake moet zijn van maatwerk, gezien de leeftijd en gezondheid van Gerard, en vraagt om een lagere straf van vier jaar.
“Ik heb de grootst mogelijke spijt”, zegt Gerard in zijn laatste woord. “Ik mis Lia elke dag en dat zal altijd zo blijven. En kan me voorstellen dat haar familie mij veracht, dat is hun goed recht.”
De rechter doet op 14 juni uitspraak.